De gids die ons het eiland liet zien toonde ons plekken die niet in de reisgids stonden. Dat was bij momenten erg confronterend.
Voor ik besloot naar Kaapverdië te reizen bedacht ik dat ik graag in de stijl van The White Lotus vakantie wilde vieren. Maar The White Lotus is zo’n geweldige serie omdat het net de klasseverschillen subtiel blootlegt. Ik moest daaraan denken toen onze lokale gids aankondigde ons mee te nemen naar plekken die we niet in de reisgidsen konden terugvinden.


Terra Boa
Hij bedoelde vooral het deel rond het woestijnachtige Terra Boa in het noorden van het eiland, waar de wind altijd dezelfde kant opwaait zodat de bomen allemaal dezelfde kant op groeien. En waar het zo warm wordt dat je er fata morgana’s en mirages kan zien.
Daar ver weg van de toeristische resorts en hotels bevond zich een hele wijk waar mensen in armoede leefden. Ik kende dat beeld natuurlijk wel van tv en films, de hutten gemaakt van roestige golfplaten en stenen, en kinderen met lachende ogen en voeten zonder schoenen. Maar er zo langs rijden met een busje was wel even confronterend. Door in een resort te zitten met hoofdzakelijk witte mensen en constant alles in euro’s te kunnen betalen vergeet je dat je ook gewoon in een ontwikkelingsland in Afrika zit. Gelukkig vertelde onze gids ook over de politieke ontwikkelingen in Kaapverdië en dat de lokale politiek een aantal succesvolle housing-projecten had opgezet. Voor deze mensen lag een betere toekomst echt wel in het verschiet. Al bleef het een schrijnend beeld, een heel dorp dat het doet zonder elektriciteit of water – en op zaterdag water moet halen omdat er zondag gewoonweg geen water te krijgen is. De moestuin met afgestorven maïskolven (de grond is er veel te zout om aan echte landbouw te doen) deed zelfs dystopisch aan.



Het zorgde voor een apart gesprek in ons gezelschap. Met zeven waren we: een brits koppel met een baby en de moeder van de vrouw (er bestaan ook leuke schoonmoeders), een Duits koppel uit Hannover, een Amsterdamse uit Oost en ikzelf. Al snel maakte iemand de opmerking dat we in West-Europa zo verwend zijn, dat we ons geluk zo laten bepalen door materialistische dingen en dat het maar de vraag was hoe gelukkig we daar toch van werden. Hier hadden mensen niks, maar ze hadden elkaar en ze waren gelukkig op hun manier. Ik heb er nog steeds gemengde gevoelens bij, ongetwijfeld vanwege mijn achtergrond. Wat me ook bijbleef voor de rest van mijn reis, en erna, waren de twee jonge tieners die ons opwachtten in de woestijn van Terra Boa. Ze stonden er wat schuchter en onwennig bij terwijl we foto’s maakten van de plaatselijke fata morgana’s en wilden ons kleine zelfgemaakte schildpadjes verkopen. Achteraf heb ik veel spijt dat ik die dingen niet gekocht heb – simpelweg omdat ik pas later souvenirs wilde kopen, en niet besefte dat juist voor deze mensen die paar euro misschien een wereld van verschil konden betekenen.



Veel tijd om daarbij stil te staan had ik echter niet. Want onze tocht over het eiland nam de hele dag in beslag. Na een korte stop bij het café en de kitesurfschool van oud-wereldkampioen Mitu Monteiro, gingen we naar de prachtige baai van Murdeira waar ene Duitse Bettina een restaurant had in de vorm van een boot en de lokale bevolking ieder weekend vlakbij op de rotsen kwam barbecueën. Daar wisselde ik, van de zetel naast de bestuurder, van plaats met de vrouw van het Duitse koppel die het duidelijk minder leuk vond om achter op de open truck te zitten. Al snel begreep ik waarom, want stoffig waren de wegen wel, maar je zag er natuurlijk wel veel meer van de omgeving. Bij de doorreis door hoofdstad van het eiland Espargos had ik dan ook een mooi uitzicht op de kleurrijke huizen. Ook weer zo’n cultuurverschil, want in Nederland moet je er niet aan denken om je huis in een vrolijke frisse kleur te schilderen – grote kans dat het niet mag van de gemeente.
Blauw Oog
Na Espargos trokken we verder naar de woestijn van Terra Boa om te eindigen bij het Blue Eye in Buracona. Dat ‘blauwe oog’, waarbij de zon in het water van een rotskrater een blauw lichteffect creëert, leek op zich niet veel voor te stellen, maar was toch indrukwekkender dan ik vooraf had gedacht. Al was het maar omdat ik, net zoals vele anderen, niet in het oog durfde te kijken. Ik heb wel even een snelle blik geworpen, maar daarna de gids enkele foto’s laten maken. Die zagen er overigens prachtig uit.




Nabij het oog was er ook een natuurlijk zwembad, maar dat werd die dag niet gebruikt omdat de zee te onstuimig was. Jammer natuurlijk, want ik had er graag een duik genomen. Niettemin was de pracht van de natuur met het blauw van het water, het witte zeeschuim en de groene en en donkergrijze rotsen heel indrukwekkend.
Onze lunch nuttigden we in een typisch Kaapverdiaanse eettentje in Palmeira. Zo’n tentje dat de meeste toeristen overslaan en waar een moeder met kids je bij de deur ontvangt terwijl ze alvast maïs aan het stampen is voor de lunch. Daar aten we het lokale gerecht Cachupa (staat thans bovenaan mijn lijst van uit te proberen recepten) en regelde de gids op ons verzoek ook een proeverij van de lokale alcoholische drank Grogue. Die drank bevat 46% alcohol, dus we begrepen na een simpel shot wel waarom onze gids de proeverij had geregeld en ons afraadde om gewoon een glas te gaan drinken – wat we gevraagd hadden. Het was immers nog maar middag en we moesten nog heel wat doen. Die Grogue kwam wel even aan en maakte ons ook wat losser. Zo hadden we de halve dag samen gereisd maar had niemand zich nog aan elkaar voorgesteld, dat deden we maar al te graag alsnog.

Haaien
Na de lunch reden we door naar Shark Bay. Hier had ik speciaal waterschoenen voor gekocht, en dat bleek geen overbodige luxe.


Temidden van een aantal scherpe rotsen waar het wemelde van schelpen, zeesterren, krabbetjes, kreeftjes en kleinere visjes zwommen baby haaien langs en tussen onze benen. Uiteraard waarschuwde onze gids ons ervoor om ze niet aan te raken, want anders zouden ze wel kunnen bijten. En hoe fijn dat wij in het ondiepe gedeelte stonden, want mama en papa haai lagen vlakbij te wachten tot hun kroost weer terug kwam. Indrukwekkend is een understatement, ik had er wel de hele dag kunnen blijven kijken naar alles wat daar in het kraakheldere water zwom.
Zout
Maar we moesten door, naar de laatste stop op onze rondreis van vandaag; Salinas. Want waar Cabo Verde nagenoeg alles moet importeren omdat de grond er te onvruchtbaar is om er gewassen te telen beschikt het eiland van oudsher over heel veel zout. Zout zeewater overspoelt daarbij delen van het land, settelt zich in stilstaande plassen, waarna de tropische temperaturen ervoor zorgen dat er enkel zout achterblijft als de zee zich verder teruggetrokken heeft. En in de vulkaankrater van Salinas vind je de historische zoutmijnen met een zoutmeer dat nog zouter is dan de beroemde Dode Zee in Israël.



En daarmee kwam een bucketlist-wens in vervulling, want ik heb altijd al eens willen ervaren wat het is om te drijven op zo’n zout meer. Met dank aan de gids zijn er ook foto’s en beelden van, want bij het drijven moest ik goed opletten dat ik geen water binnenkreeg of in mijn ogen kreeg. Twee keer gebeurde dat laatste even – prikken dat het deed! – maar gelukkig had ik ook een grote handdoek bij waardoor de schade beperkt bleef tot een korte irritatie. Het is een aparte gewaarwording, dat drijven op water en zelfs niet kunnen zwemmen. Apart ook hoe, dankzij de warme en nagenoeg windstille omgeving die de vulkaankrater biedt, het zout in witte sporen achterblijft op je huid als je weer droog bent.


Ons bezoek aan Salinas betekende het einde van onze eilandtour, maar wat een dag was het geworden. Wie had ook alweer gezegd dat er op Sal niks te beleven was?
Wil je weten wat ik verder nog beleefde in Kaapverdië? Lees Deel 4 – Hip Hop op de berg.